Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Men [7]pronkt het op met zilver en met goud; zij hechten [8]ze met nagelen en met hameren, opdat [9]het niet [10]waggele. 7. Hebreeuws, hij maakt het schoon, fraai. 8. De gemaakte houten afgoden maken zij vast aan een wand of pilaar. 9. Beeld, de afgod. 10. Of, niet uitga, of men laat het niet waggelen; dat is, men maakt het zo vast dat het buiten gevaar is van los te worden en te vallen, waarvoor deze houten god zichzelven niet kan bewaren.